Graven (6)


De olifanten

Langzaam hol geworden hitte, rustend op zijn woedend kleed
Toen buiten geen mens meer kon leven
Hoe het mij heerlijk leek, zonder gezicht
Gelaten in het hoge gras


Waar ik plots vond wat de koe bezielde
Ik stond op, mijn hart genas

Er viel een rotsblok op de aarde
Ik vond de plek, er was nog brand
De open wond was daar, afgrond
Waar ik knielde en in tranen want
Beneden kwam het grote dier dat naar mij keek