Zondagsgang


De wal, bedwongen met baleinen uit het keurslijf van de racerij, met schittering van lint en mathematica, plooit log zijn hals om mij een parallelle baan te laten gaan op deze vroege dag. Langs al zijn wervels hoeken mijn pedalen en ronden renners zoals ik de rug, wij dalen tot nabij de schermen van de weg en klimmen op tot aan de hondenhokken, om weg te duiken richting Goudse Poort en atletiek. Ons hart gejaagd, de benen zwaar, de rulle ring van Möbius verstrakt, verhout, raakt in ons hoofd onklaar.