Een facticiteit


De aanblik van een naakt lichaam, op de rug gezien, is niet obsceen. Maar bepaalde willekeurige schommelingen van het achterwerk zijn wel obsceen. Dan zijn bij degene die loopt alleen de benen in beweging en lijkt het achterwerk een los, door de benen geschraagd kussen, waarvan het schommelen enkel aan de wetten van de zwaartekracht gehoorzaamt. De situatie kan geen rechtvaardiging zijn; het achterwerk vernietigt door zijn bewegingen juist elke situatie, aangezien ze de passiviteit van het ding heeft en zich als een ding door de benen laat dragen. (…) Deze opmerkingen zijn natuurlijk ook van toepassing op de gevallen waarin het hele lichaam zich tot vlees maakt, hetzij door een of andere weekheid in de gebaren die niet op grond van de situatie kan worden verklaard, hetzij door een vervorming van zijn structuur (woekering van vetcellen bijvoorbeeld), die een facticiteit aan ons tentoonspreidt die overdadig is in vergelijking met de door de situatie vereiste effectieve aanwezigheid. En dat onthulde vlees is in het bijzonder obsceen wanneer het zich toont aan iemand die niet in een toestand van begeerte verkeert en het niet diens begeert wekt. (Jean-Paul Sartre, 1943)