In grillen


Vosje, zilvervlek of atalanta blijft zij
in mijn ogen. Stok en tas vertederen
mijn blik, haar vleugels zie ik zacht
gevouwen trillen. Oude kleurenpracht.

Ik heb slechts oog voor haar als speelse
dag- of nachtpauw, haar bruuske gangen.
Blaadje op de wind, waaiend lijfje dat ontsnapt
aan de verbogen knijper. Ik wil haar

net als ooit, als eerder alles, volmaakt
verrukt in grillen van het leven vangen.