Opgroeien


De psychologie van Freud is in de eerste plaats de psychologie van de familieroman. De psychische krachten van de opgroeiende jonge mens worden door de verhouding van het kind tot de ouders, van de jongen tot de moeder en van het meisje tot de vader, gebonden. Deze verhouding wordt als “incestwens” opgevat en verhindert de ontwikkeling van de jongen tot man en vader, voor wie de “staat” of, zoals Freud het uitdrukt, het “opper-ik” de innerlijke wet en de sexuele voortplanting de vrucht van zijn lust moet zijn. De zogenaamde “aanpassing aan de realiteit” wordt aan de ene kant door de verhouding tot het “opper-ik” en aan de andere kant door de gerijpte sexualiteit gevormd. Wanneer deze “aanpassing” of deze “realiteit” ontbreekt, hebben we met een neurose te maken. Freud interpreteert deze neurose als sexuele verhouding tot de persoonlijke ouders, resp. hun “imagines” (Jung), waarvan de (sexuele-) “libido”nog niet losgemaakt is. (W.M. Kraneveldt, 1928)